vrijdag 27 oktober 2017

Verhalen

De bundel 'Verhalen' is vanaf 27 november 2017 verkrijgbaar bij Blurb




woensdag 8 oktober 2014

Treinreis

Treinreis

Op een warme najaarsmiddag ga ik op mijn dwergfiets naar het treinstation in de plaats L. Het is drukkend, er lijkt een onweersbui snel op te komen, bijna gelijk met de snelheid van de trein. Als ik uitstap in de plaats D. begint het al te regenen, ik kom niet verder dan de halteplaats. Daar is in het 'Kunststation Delden' de mini-tentoonstelling 'Eerst de liefde?', een hoeveelheid foto's van een paar waar het niet zo goed mee afloopt. Het regent dat het giet en ik blijf maar zitten met wat koffie in de ouderwetse, donkere ruimte, die wat verlicht wordt door een kunstzinnig stel lampen, waarop je het woord 'Ruhrglas' kunt lezen.
Eindelijk houdt het op te regenen, ik besluit naar het Zoutmuseum te gaan. Het is wat laat, ik loop er snel doorheen, maak nog een kiekje van twee zoutmolens die als gadget dienden, waarvan er een gevuld was met peper. Het verschil was aan de buitenkant niet te zien... In de hoofdstraat neemt de drukte al af, ik kan nog een Volkskrant kopen die me van dienst is buiten onder een paraplu van het café tegenover de Klokkenkamp, een naam met Twentse ironie voor een bejaardenbehuizing. Ik neem mij voor daar niet terecht te willen komen om naar een klok te staren, maar je weet natuurlijk nooit wat je lichaam gaat doen. Het laatste nieuws over de Islamitische Staat wordt in de krant weergegeven, alhier is geen mens te zien uit die streken. Op mijn terugtocht naar het station besluit ik een 'daghap' te nemen, maar dan moet ik een andere keer terugkomen, want nu is alles bezet door een grote familie, verzekert de eigenares mij.
Van mijn fietstocht rond de plaats D. is niets terecht gekomen, ik heb wel twee musea gezien, zij het op een Twents formaat.

woensdag 19 juni 2013

Paardebloemen

Paardebloemen

Het is een regenachtige donderdag als ik naar de huisarts ga, symbolisch voor mijn gezondheid. Het regent ook al weken in mijn neus en voorhoofdsholtes en nu zijn de afvoerpijpen verstopt geraakt, mijn bronchiën reutelen.
Het dorp is nog niet wakker, behalve het hotel-restaurant waar de knusse schemerlampjes al branden. Vergeefs probeer ik een krant te kopen in de kiosk, de ochtend begint daar pas om negen uur.
De traag voor mij rijdende mpv auto stopt eveneens bij de dokter, de chauffeur blijkt een oude vrouw met een bol wit permanent, als een grote uitgebloeide paardebloem.
Ze laat de deuren achter haar open staan voor mij, meer uit luiheid dan wellevendheid.
In de wachtkamer zit al een ouder echtpaar, Paardebloem begint meteen een gesprek en ik ga lezen in 'Alledaagse wetenschap'. Natuurlijk kan ik mij niet concentreren, de weetjes in het gesprek overstemmen de wetenschap.
Met die en die is het niet goed met het bloed en een ander moet 'blijvende hulp' hebben, modern jargon voor verpleging. Met een ander zal het niet meer goed komen, ofschoon die het het zelf wel denkt maar dat is ontkenning van de werkelijkheid. Paardebloem kent ze allemaal en komt voordelig uit tegen de door haarzelf geschetste achtergrond van ellende.
Het oude echtpaar was voorheen sportief met volleybal en maakt zich zorgen over de volgende generatie die weinig tijd heeft. Dochterlief heeft na een eenling nu een tweeling en wil die ook twee jaar gaan zogen, waarbij het hoofd geschud wordt.
Schoonzoon moet dit tijdverdrijf invullen en komt daardoor niet meer toe aan essentiële dingen in het leven zoals touwtrekken, er klinkt droefheid in de stem van de voormalige bakker. Zijn vrouw doet af en toe een duit in het zakje met een vreemde lage stem, als die van een buikspreker. Paardebloem hoort het allemaal gretig aan en veinst medeleven.
Een jonge vrouw komt binnen, ik herken haar als kassameisje uit de laatste dagen van de slechtlopende supermarkt in het dorp en hoorde eens dat zij de schuld daarvan gaf aan diefachtige asielzoekers. Paardebloem wordt door de dokter geroepen en zij neemt haar rol moeiteloos over met dezelfde stoplappen en Tante Betjes op dezelfde kwasi-ernstige toon.
Dan ben ik aan de beurt en verontschuldig mij voor mijn komst met de tekst: "Dag dokter, hier ben ik weer met mijn hoest". Hoewel dat ook in de spreekkamer kan, eist het ritueel dat ik mijn trui en t-shirt uittrek in een klein aangrenzend hok. De wanden van het hok bestaan uit een blinde deur, een blinde wand en een wand met kleerhanger, voorzien van drie haken. Achter de hanger is een rotan mat bevestigd om het geheel wat sfeer te geven. Boven de mat begint een ventilator te loeien, alsof je gaat zweten van ontkleden.
De huisarts hoort slechts een lichte piep in mijn linker long, maar besluit mij een tablettenkuur te geven. De assistente legt de aanwijzingen nog een keer uit en zegt dat ik vandaag de bijwerkingen van fel zonlicht niet hoef te vrezen. Ik beantwoord haar vriendelijke grijns en ga naar huis met mijn wonderpillen, ongehinderd door paardebloemen in mpv's.

zondag 19 mei 2013

Kamer 428


Kamer 428

In het holst van de nacht word ik overgebracht naar kamer 428 van Het Spittaal te Zutphen. Tot dan heb ik in een verdovingsroes gelegen naast een dikke kleine man die lettergrepen snurkte. Soms klonken die als het instemmend geluid bij een helder inzicht: "Aha", Ah!, MMMM, Uhmpf". Ook hoorde ik soms water lopen, dan was de nachtdienst bezig met hem en zijn darmen.
In kamer 428 word ik geschoven naast een vrouw die me beloert in het halfdonker. Tegenover mij ligt een oude man die luid snurkt met openhangende mond. Daarnaast  een man die steeds gecontroleerd wordt. Ik val moeilijk weer in slaap, met oorproppen van het ziekenhuis.
De volgende ochtend probeert de gecontroleerde op te staan en zich te wassen. Als hij eindelijk na veel gekreun bij de wasbak staat zie ik op zijn rug schaafwonden en een gaasverband om zijn linkerhand. Hij is van de ladder gevallen bij het bomensnoeien, met een lopende motorzaag. Die viel gelukkig ook (uit), anders was het een bloedbad geworden. Nu heeft hij een gebroken rib, een gekneusde rib en dito bekken. Maar hij wil naar huis en oefent al in het weggaan. "Ah, aaauw, door de pijn heen gaan, erdoor bijten" is een van zijn stellingen. Zo hinkt hij rond, tot hij inderdaad vroeg in de middag mag gaan. Een moderne Lazarus, net op vakantie geweest in Frankrijk.
Ik blijf achter met de vrouw en haar ontstoken darmen en de oude man met een trombosebeen. Buiten wordt het een mooie dag, bouwkranen bewegen gracieus tegen een blauwe hemel. Er wordt een nieuw ziekenhuis gebouwd, het huidige heeft een te ernstig asbestprobleem. Mijn probleem lijkt een darmverstopping te zijn en ik krijg klisma's en een 'oplosmiddel'. Ik durf niks te eten en geef me over aan een vasten met water. De dag verstrijkt met het gesnurk van de oude man en het geklep van de dikke vrouw, ook in haar mobieltje. Ze heeft een harde, doordringende stem met een Rotterdams accent en niet veel te zeggen buiten dat wat haarzelf aangaat. Onze infusen haken steeds in elkaar, het hare piept vaak via twee kastjes.
Het bezoekuur brengt mij een bezorgde Anne met boeken, ik heb geen zin in tv kijken, zeker niet naar de Olympische Spelen. Mijn buikpijn komt af en toe terug en het water wordt aangevuld met pijnstillers. Ondertussen lees ik het verhaal 'Het Nieuwe Denken'  uit 'Parbleu' van Marten Toonder. In het land Novo hebben aapachtigen een bijzonder gevoel voor humor: het in elkaar slaan en trappen van elkaar en dingen. Dat loopt uit de hand en Heer Bommel moet ingrijpen.
Het valt niet mee, Novo is al erg verloederd en herkenbaar als het Nederland van de jaren '90. Als je niet 'meedoet' moet je naar de Aanpasserij, een soort inrichting voor heropvoeding. Ik sukkel in slaap, op klaarlichte dag.
Vaag hoor ik het geroezemoes van het avondbezoek aan buurvrouw. Haar man lijkt op een van de Simpsons, het is alsof ze er allemaal zitten en geluiden maken uit grote monden met vooruitstekende boventanden.
De nacht brengt opnieuw gesnurk en winden van de slapenden. Zelf ben ik teleurgesteld in de ontstopping, veel wind en een kleine 'action painting' in de wc. De infuuszak met vloeistof is leeg en dan loopt er bloed terug. Ik vraag of het ding eraf kan en de verpleegster helpt mij. Op de statuskaart zie ik 's ochtends wat ze opschreef: 'Infuuus gesneuveld'. Ik ben opgelucht.
Een nieuwe ochtend, ik ga wat proberen te eten: beschuitjes met jam. Het wordt een drama, ik krimp weer van de pijn. Het avondeten wordt afbesteld, ik krijg nu een grotere dosis ontstopper. Na het drinken van de oplossing voel ik me een ballon. Het bruist en borrelt in mij.
In de middag komt een dominee langs voor de oude man. Zij is een zeur van de oude stempel en doet alles verkeerd bij de zieke. De gespeelde empathie, het vragen naar de moeilijke momenten in het leven, het meebrengen van een boekje: ik, ongelovige,  had het beter gedaan. Geen wonder dat het slecht gaat met de Kerk. Als ik Jezus was zou ik eerst dat soort zeurkousen de tent uit jagen. Misschien zou ze net als tegen de oude man zeggen: "Geeft niet hoor, ik word ervoor betaald".
ln het bezoekuur stelt Anne voor om pepermuntjes te kopen in het restaurant. "Ben je gek, dan ontplof ik!" lach ik tegen haar. Aan de de receptie vraag ik om internet. Dat is er wel, maar niet in mijn vleugel. Tegen de dame die me gevoelig lijkt voor humor zeg ik: " Ik heb daar een passende bijbeltekst voor. Die luidt: 'Want ik heb geleerd/ met de omstandigheden/ waarin ik verkeer/ genoegen te nemen', Fillippenzen vier, vers 13". De dame lacht, haar collega verslijt me voor een godsdienstgek. De pijn is later niet te harden, ik krijg een injectie. De buurvrouw gaat 's avonds een tijdje bellen, ik kan dat niet meer verdragen en sla op de vlucht. Een tijdje zit ik op de gang in een rolstoel tot iemand uit een kamer mij vraagt: "Hebt u ook zo'n hoofdpijn?" "Neen, daar gelukkig niet", antwoord ik aan de vrouw die op haar elleboog in bed steunt en naar mij kijkt. Ik vraag overplaatsing met de tekst: "Zuster, ik kan niet meer tegen het geluid van die Badeend, mag ik naar een andere kamer?" Zuster Lachebekje zegt dat het in orde komt en ik pak alvast mijn spullen. Het boek 'De Chinees' van Henning Mankell geef ik haar terug zonder haar aan te kijken. Mankell schrijft voorspelbaar, volgens het boekje maar verveelde al na een paar bladzijden.
Kamer 430 is voor twee personen en ik ben de enige. Niet helemaal want Pijn is er ook nog en weer niet te harden, een verdovende injectie volgt. Eindelijk een nacht zonder geluid van de medemens, wat een weelde. In de badcel zie ik de volgende ochtend dat de plakkers met drukknopen voor het operatieschort nog steeds op mijn tors zitten: "Made by 3M" vermelden ze.
De specialist die mij dreigde te opereren komt weer langs en wil een CT-scan gaan maken. Dat lijkt me wel interessant en ik ga daarvoor een liter water drinken. Ondertussen zit ik af en toe te hikken van het lachen om verhalen van Woody Allen.
Ik lees in 'De boze tijden waarin wij leven' en vind het geniaal. Hier ligt helemaal geen zieke, hoor ik voorbijgangers denken. Een grote zware brancardier komt langs en begeleidt mij naar het CT-apparaat. In een ring draait iets snel rond, knipperend met een rood lichtje. Mijn middel wordt twee keer door de ring geschoven en de zware man brengt mij terug naar 430. De middagzon schijnt vriendelijk in mijn kamer en op de bladzijden vrolijke waanzin van Woody Allen.
De specialist komt nog eens en zegt een beetje beteuterd dat hij lucht in de darmen heeft aangezien voor 'ontlasting van weken'. Die lucht kwam daar door het happen naar adem van pijn. Wat hem betreft ben ik uitbehandeld en hij gaat weer. Nu komt de uroloog en vertelt dat hij niersteen gezien heeft. Er speelt een lachje om zijn mond over de foute diagnose van zijn collega. Met een recept voor pijnstillers en medicijnen mag ik naar huis. Het is nu vrijdag en in kamer 428 ligt mevrouw Badeend daar nog het hele lange weekend. Met de Oude Man en de Olympische Spelen.

zaterdag 12 januari 2013

Fisker in Haaksbergen

Fisker in Haaksbergen

Op het parkeerpleintje voor de Pancratiuskerk zagen wij een onbekende auto staan, met vier deuren viel mij op, hoewel het een sportcoupé was en die hebben aan twee gewoonlijk genoeg. Je gaat niet sportief doen met de hele familie binnen, lijkt mij. Op het dak zaten zonnecollectoren, binnen twee uitsteeksels van een soort drankflessen, met een rode knop erop, raadselachtig. We gingen een blokje om, een straat in met oude huizen en een ronde kerk van de protestanten. Daar zagen wij een parkeerwacht lopen, wisten niet hoe lang wij geparkeerd hadden en gingen maar terug, voor het geval dat. Opnieuw keken wij naar de Fisker en zagen geen parkeerbonnetjes liggen voor het raam. Natuurlijk, een beetje fout parkeren met zo'n auto moet wel kunnen, ik keek naar binnen bij de kapsalon, maar zag niemand zitten die leek op de vermoedelijke eigenaar. Deze auto had de bijnaam Karma, een term uit het Hindoeïsme en Boeddhisme, ik citeer uit het web:

Vers van Boeddha over karma

Ik ben de eigenaar van mijn daden,
De erfgenaam van mijn daden,
Geboren door mijn daden,
Gerelateerd aan mijn daden.
En leef ondersteund door mijn daden.
Van elke daad die ik verricht,
Goed of slecht,
Daar ben ik erfgenaam van.
Zo zou een monnik steeds weer moeten reflecteren.

Boeddha (Anguttara Nikaya, I.87f)

Later lees ik dat het een klein wonder is dat deze hybride elektrische auto door Henrik Fisker  hier staat, hoewel hij in Finland geproduceerd wordt. Er zitten Obama-miljoenen in, de fabriek van de accu's is failliet en bij de orkaan Sandy vlogen er een aantal in brand, want kom je er mee in het water, dan wordt je vermoedelijk geëlektrocuteerd in je zeer comfortabele stoel. Prijs: vanaf $ 102.000, in de voor en achterkant zitten luidsprekers die een naderende auto imiteren, voor de nietsvermoedende passant in Haaksbergen die wil oversteken.

dinsdag 11 september 2012

Streekmuseum

Streekmuseum

Het streekmuseum is gehuisvest in een voormalige boerderij. Een aantal ramen is afgedekt met noppenplastic om de kou te weren, niet erg fraai, maar wel effectief.
In het kantoor hangt de was te drogen boven de houtkachel en staat de oude transistorradio afgestemd op een lokale zender. De toegang is vrij, maar niet vrijblijvend. De eigenaar tracteert de bezoeker graag op verhalen over zijn hobby's: streekgeschiedenis en genealogie.
Deze keer begint hij over de Tweede Wereldoorlog en de plaatselijke restanten ervan. Zo zou dichtbij de boerderij een Lancaster bommenwerper neergestort zijn. De brokstukken lagen overal en van de bemanning had er maar één het overleefd. De eigenaar vertelt alsof hij er ooggetuige van was hoe de in een bietenveld verscholen Engelsman door een landbouwer gevonden werd na het horen van iets als "Psst!". "In welke maand was dat?" wil zijn vrouw die het verhaal aanhoort weten. "In juli" is het antwoord. "Tussen de bieten, in juli?" werpt zij zwakjes tegen, het bietenloof is dan inderdaad nog vrij kort. Vergeefs, de eigenaar duldt geen tegenwerping en haalt nog eens flink op door zijn neus om zijn gelijk te bekrachtigen.
Ik krijg een rondleiding van zijn vrouw door het museum en over het erf. De merkwaardig gevormde zalen zijn donker en vol en tonen vooral verzamelingen: van conservenblikken, jampotjes, oude kalenders tot en met lekke voetballen. Aan de houten balken hangen zakken met walnoten als grote bijenzwermen.
In een vensterbank staan plastic botervlootjes met geraniumstekken te kwijnen. Kasten vol boeken en stapels tijdschriften bevinden zich temidden van het interieur uit de jaren '70 met zware eikenhouten meubels.
Op het erf staat een vreemde mix van loof- en naaldbomen, gevaarlijk dicht op het museum zoals bleek bij de laatste storm. De eigenaar zaagt een flinke omgewaaide den stuk, die luid knappend in de houtkachel zal verdwijnen.
Een kippenhok is volgeduwd met meubels in onbruik, matrassen en afgedankte tv's. De fietsenschuur toont een collectie bromfietsen in diverse stadia van ontbinding en hetzelfde geldt voor de grasmaaierverzameling. Een nieuw item is het rijtje Grolsch beugelflessen, respectloos in de berm van het museumerf gegooid door discogangers. Onder een afdak van zwart landbouwplastic wordt een oude Engelse auto bewaard tot de steeds maar weer uitgestelde opknapbeurt. In de schuur ernaast zijn een oude Volkswagenbus en een invalidenbusje stand-by.
Het opschonen van de collectie lijkt een mooie taak voor een doortastende conservator, maar er is vooralsnog geen vacature.
Naar een passende naam wordt nog gezocht.

maandag 23 januari 2012

Inrichting

Inrichting

In de ontvangsthal van de inrichting kreeg ik even, het "is maar voor een uurtje" de zorg over Fritz, een menselijke romp in een geblokte trui met de kop van een hond en dezelfde schrokkerigheid. Wandelend met hem door een lange gang kwam het eten er weer uit in de vorm van rijstkroketten. Ik wist me geen raad met hem en vroeg aan een verpleegster naar zijn gewoonten. "Fritz zit graag bij de uitgang, mensen kijken" zei ze en ging snel verder, zorg is haast.
De inrichting was tevens museum, ik keek om de hoek in zalen met 19e eeuwse kunst en ergens was een 'Rederijkershoek' nagebouwd, een aantal afgeschotte compartimenten waarin je een gesprek kon voeren. Met Fritz zou dat niet gaan, die wilde alleen maar eten en duwde zijn natte snuit tegen mijn wang. Verder maar weer, we gingen de tuin in. Tuinen moet ik zeggen, want ze waren uitgestrekt en hadden mooie witte grindpaden. Een zachte voorjaarswind streek langs me heen en voerde het geluid mee van een ouder echtpaar achter mij. "...die man daar doet nobel werk" hoorde ik de vrouw zeggen op een toon van 'en jij, wat doe jij?'.
Ik keek naar het weidse, bijna Toscaanse landschap en mompelde zachtjes: "het is maar voor een uurtje". Nu wilde Fritz ook wandelen, ik zette hem op de grond en vond een hondenriem, die ik aan zijn boordje gespte. Hoewel zonder benen zette hij zich in beweging en trok zelfs aan de riem.
Het grindpad ging over in een trapje naar een lager bordes met banken en een tafel waarop een aantal portemonnees lagen. Ik pakte er een op en zei: "I'd swear this wallet is mine", terwijl ik naar de mijne voelde. De mensen op de banken grinnikten Angelsaksisch besmuikt.
Ze keken toe hoe ik het eraf zou brengen in de hinderlaag: een lange omgekeerde spiegel, rustend op een paar stenen tegen een helling. Er was maar één manier, heel snel erover lopen, zo licht mogelijk. Bij alle anderen was hij gebroken zeiden de Engelsen. Verder ging het, nu door een lange gang met kunstlicht.
Twee vrouwen wenkten mij. Dichterbij gekomen zag ik dat het ook een combinatie van verzorger en verpleegde was. De verpleegde, een mooie brunette met krullend haar wilde mij de hand schudden. Haar begeleidster zei dat ze dat altijd wilde wanneer  ze 'een goed mens' zag. We begonnen een gesprek, maar de brunette glipte weg, een trap op. De verpleegster ging haar achterna en ik keek onder haar rok naar een stel lange, pezige benen. Even later zag ik de twee in een kamertje waar de brunette op een tafel lag, met een klisma in haar achterwerk. Fritz was nergens meer te bekennen en het was al ver na sluitingstijd in de inrichting, ook museum. Ik ging naar hem zoeken en vond de gehaaste verpleegster. Ze vroeg mij in haar laboratorium te komen, ze was bezig met de verzorging van een groot aantal foetussen in flessen met sterk water. Gedrochten van allerlei dieren en mensachtigen, die allemaal leefden en rondzwommen in hun gelige vloeistof. Ze liet me een orderformulier zien waarop ik de bestemming las: Bathmen.
Ik was niet verbaasd, ik heb in dat dorp veel lelijke mensen gezien.
Plotseling ging de deur open en een mannetje met een rond gezicht in een witte doktersjas kwam binnen. "Liefje, ben je hier!" riep hij uit en zoende de haastige verpleegster. In een ander, eerder leven was hij een berucht parlementslid met conservatieve meningen over menselijke omgang. Aldus Fritz, die zich bij de ingang van het lab verborgen had gehouden onder een dekentje.
Ik pakte hem weer op en liep over een glibberige trap via een warenhuis naar de uitgang van de inrichting. Het uurtje was om.

Over Louis Radstaak

Mijn foto
Lochem, Gelderland, Netherlands
www.louisradstaak.nl