vrijdag 5 augustus 2011

God

In de hal van het conferentieoord wacht ik op het vertreksein voor de lezing over God, de onzichtbare, onkenbare, onberekenbare. Het gesprek dat ik afluister gaat echter over tuinieren en rode uitjes die je alleen in Wapenveld kunt verkrijgen. Het is daar nu vermoedelijk geen Koopzondag, zoals de mensen buiten de Bijbelgordel hem eigenlijk het liefst doorbrengen.
De theologe loopt met ons in een stoet omhoog naar de kapel op de berg. Voor enkelen van de meest ouderen is dit een opgave, ze snakken naar adem, hoewel de lucht hier nog niet ijl kan zijn op deze stuwwal uit de laatste ijstijd 50 m boven NAP.
In de sobere, bruingebeitste houten kapel hangt een schilderij waarin ik een engel zie, de enige afbeelding in het gebouw. De lezing begint met harpspel door een ernstig kijkend meisje. Het is geloof ik de eerst keer dat ik 'live' harp hoor, ik ken het geluid alleen maar als de riedel langs alle snaren die hoort bij een flashback in een film. Ik kan me nu voorstellen dat engelen harp spelen en vind het een prettig geluid, in tegenstelling tot het gerammel van een klavecimbel, daar zou ik voor passen bij de hemelpoort.
De theologe verklaart de theorieën van een Engelse wiskundige uit de vorige eeuw, Alfred North Whitehead. Hij construeerde een model waarmee God valt te verklaren.
We moeten God zien als een functie, hij schept de voorwaarden voor het bestaan van aarde en mensen, een soort van facilitair manager. We moeten zelf maar zien hoe we het invullen en zaken als leed, ziekte en ongeluk kan hij niet voorkomen. Er zit zelfs een estethisch aspect in: intuïtief zoekt de mens naar de beste oplossing in de gegeven omstandigheden met de gegeven middelen. De beste of elegantste kan ook de slechtste zijn in morele zin. Ik vul dit in gedachten aan met Hitler, Stalin, Pol Pot en anderen.
Terwijl ik de abstracties probeer te volgen breekt een zonnetje door en verlicht de theologe van opzij. Ik kijk naar het opgestoken haar en de mooie oorschelpen van de vrouw die voor mij zit, wat later zie ik dat ze een hard gezicht heeft. Ik sluit mijn ogen, doezel wat weg en hoor de heldere stem van de theologe, de suizende gaskachel en het getwiettwiet van een voorjaarsvogeltje. Als ik mijn ogen open zie ik voorbijkomende wandelaars nieuwsgierig omhoog kijken, alsof er een wonder te zien is. "Die middag was de kapel op de Kalenberg gehuld in een stralend licht!", zal een van hen bloggen of melden aan de lokale pers.
Van het ijverig notities makende gezelschap blijft na de pauze een kleinere harde kern over voor de rondvraag. Zij stellen terzakedoende vragen, de theologe kan ze beantwoorden, maar voor mij blijft God een raadsel. Een man die beeldend kunstenaar is bevalt het estethische aspect in de theorie: ook hijzelf zoekt de meest elegante oplossing voor een estethisch probleem. Hij draagt zijn wat te lange grijze haar in twee korte vlechtjes op het achterhoofd, waarmee hij illustreert wat North Whitehead bedoeld kan hebben.

Geen opmerkingen:

Over Louis Radstaak

Mijn foto
Lochem, Gelderland, Netherlands
www.louisradstaak.nl