woensdag 19 juni 2013

Paardebloemen

Paardebloemen

Het is een regenachtige donderdag als ik naar de huisarts ga, symbolisch voor mijn gezondheid. Het regent ook al weken in mijn neus en voorhoofdsholtes en nu zijn de afvoerpijpen verstopt geraakt, mijn bronchiën reutelen.
Het dorp is nog niet wakker, behalve het hotel-restaurant waar de knusse schemerlampjes al branden. Vergeefs probeer ik een krant te kopen in de kiosk, de ochtend begint daar pas om negen uur.
De traag voor mij rijdende mpv auto stopt eveneens bij de dokter, de chauffeur blijkt een oude vrouw met een bol wit permanent, als een grote uitgebloeide paardebloem.
Ze laat de deuren achter haar open staan voor mij, meer uit luiheid dan wellevendheid.
In de wachtkamer zit al een ouder echtpaar, Paardebloem begint meteen een gesprek en ik ga lezen in 'Alledaagse wetenschap'. Natuurlijk kan ik mij niet concentreren, de weetjes in het gesprek overstemmen de wetenschap.
Met die en die is het niet goed met het bloed en een ander moet 'blijvende hulp' hebben, modern jargon voor verpleging. Met een ander zal het niet meer goed komen, ofschoon die het het zelf wel denkt maar dat is ontkenning van de werkelijkheid. Paardebloem kent ze allemaal en komt voordelig uit tegen de door haarzelf geschetste achtergrond van ellende.
Het oude echtpaar was voorheen sportief met volleybal en maakt zich zorgen over de volgende generatie die weinig tijd heeft. Dochterlief heeft na een eenling nu een tweeling en wil die ook twee jaar gaan zogen, waarbij het hoofd geschud wordt.
Schoonzoon moet dit tijdverdrijf invullen en komt daardoor niet meer toe aan essentiële dingen in het leven zoals touwtrekken, er klinkt droefheid in de stem van de voormalige bakker. Zijn vrouw doet af en toe een duit in het zakje met een vreemde lage stem, als die van een buikspreker. Paardebloem hoort het allemaal gretig aan en veinst medeleven.
Een jonge vrouw komt binnen, ik herken haar als kassameisje uit de laatste dagen van de slechtlopende supermarkt in het dorp en hoorde eens dat zij de schuld daarvan gaf aan diefachtige asielzoekers. Paardebloem wordt door de dokter geroepen en zij neemt haar rol moeiteloos over met dezelfde stoplappen en Tante Betjes op dezelfde kwasi-ernstige toon.
Dan ben ik aan de beurt en verontschuldig mij voor mijn komst met de tekst: "Dag dokter, hier ben ik weer met mijn hoest". Hoewel dat ook in de spreekkamer kan, eist het ritueel dat ik mijn trui en t-shirt uittrek in een klein aangrenzend hok. De wanden van het hok bestaan uit een blinde deur, een blinde wand en een wand met kleerhanger, voorzien van drie haken. Achter de hanger is een rotan mat bevestigd om het geheel wat sfeer te geven. Boven de mat begint een ventilator te loeien, alsof je gaat zweten van ontkleden.
De huisarts hoort slechts een lichte piep in mijn linker long, maar besluit mij een tablettenkuur te geven. De assistente legt de aanwijzingen nog een keer uit en zegt dat ik vandaag de bijwerkingen van fel zonlicht niet hoef te vrezen. Ik beantwoord haar vriendelijke grijns en ga naar huis met mijn wonderpillen, ongehinderd door paardebloemen in mpv's.

zondag 19 mei 2013

Kamer 428


Kamer 428

In het holst van de nacht word ik overgebracht naar kamer 428 van Het Spittaal te Zutphen. Tot dan heb ik in een verdovingsroes gelegen naast een dikke kleine man die lettergrepen snurkte. Soms klonken die als het instemmend geluid bij een helder inzicht: "Aha", Ah!, MMMM, Uhmpf". Ook hoorde ik soms water lopen, dan was de nachtdienst bezig met hem en zijn darmen.
In kamer 428 word ik geschoven naast een vrouw die me beloert in het halfdonker. Tegenover mij ligt een oude man die luid snurkt met openhangende mond. Daarnaast  een man die steeds gecontroleerd wordt. Ik val moeilijk weer in slaap, met oorproppen van het ziekenhuis.
De volgende ochtend probeert de gecontroleerde op te staan en zich te wassen. Als hij eindelijk na veel gekreun bij de wasbak staat zie ik op zijn rug schaafwonden en een gaasverband om zijn linkerhand. Hij is van de ladder gevallen bij het bomensnoeien, met een lopende motorzaag. Die viel gelukkig ook (uit), anders was het een bloedbad geworden. Nu heeft hij een gebroken rib, een gekneusde rib en dito bekken. Maar hij wil naar huis en oefent al in het weggaan. "Ah, aaauw, door de pijn heen gaan, erdoor bijten" is een van zijn stellingen. Zo hinkt hij rond, tot hij inderdaad vroeg in de middag mag gaan. Een moderne Lazarus, net op vakantie geweest in Frankrijk.
Ik blijf achter met de vrouw en haar ontstoken darmen en de oude man met een trombosebeen. Buiten wordt het een mooie dag, bouwkranen bewegen gracieus tegen een blauwe hemel. Er wordt een nieuw ziekenhuis gebouwd, het huidige heeft een te ernstig asbestprobleem. Mijn probleem lijkt een darmverstopping te zijn en ik krijg klisma's en een 'oplosmiddel'. Ik durf niks te eten en geef me over aan een vasten met water. De dag verstrijkt met het gesnurk van de oude man en het geklep van de dikke vrouw, ook in haar mobieltje. Ze heeft een harde, doordringende stem met een Rotterdams accent en niet veel te zeggen buiten dat wat haarzelf aangaat. Onze infusen haken steeds in elkaar, het hare piept vaak via twee kastjes.
Het bezoekuur brengt mij een bezorgde Anne met boeken, ik heb geen zin in tv kijken, zeker niet naar de Olympische Spelen. Mijn buikpijn komt af en toe terug en het water wordt aangevuld met pijnstillers. Ondertussen lees ik het verhaal 'Het Nieuwe Denken'  uit 'Parbleu' van Marten Toonder. In het land Novo hebben aapachtigen een bijzonder gevoel voor humor: het in elkaar slaan en trappen van elkaar en dingen. Dat loopt uit de hand en Heer Bommel moet ingrijpen.
Het valt niet mee, Novo is al erg verloederd en herkenbaar als het Nederland van de jaren '90. Als je niet 'meedoet' moet je naar de Aanpasserij, een soort inrichting voor heropvoeding. Ik sukkel in slaap, op klaarlichte dag.
Vaag hoor ik het geroezemoes van het avondbezoek aan buurvrouw. Haar man lijkt op een van de Simpsons, het is alsof ze er allemaal zitten en geluiden maken uit grote monden met vooruitstekende boventanden.
De nacht brengt opnieuw gesnurk en winden van de slapenden. Zelf ben ik teleurgesteld in de ontstopping, veel wind en een kleine 'action painting' in de wc. De infuuszak met vloeistof is leeg en dan loopt er bloed terug. Ik vraag of het ding eraf kan en de verpleegster helpt mij. Op de statuskaart zie ik 's ochtends wat ze opschreef: 'Infuuus gesneuveld'. Ik ben opgelucht.
Een nieuwe ochtend, ik ga wat proberen te eten: beschuitjes met jam. Het wordt een drama, ik krimp weer van de pijn. Het avondeten wordt afbesteld, ik krijg nu een grotere dosis ontstopper. Na het drinken van de oplossing voel ik me een ballon. Het bruist en borrelt in mij.
In de middag komt een dominee langs voor de oude man. Zij is een zeur van de oude stempel en doet alles verkeerd bij de zieke. De gespeelde empathie, het vragen naar de moeilijke momenten in het leven, het meebrengen van een boekje: ik, ongelovige,  had het beter gedaan. Geen wonder dat het slecht gaat met de Kerk. Als ik Jezus was zou ik eerst dat soort zeurkousen de tent uit jagen. Misschien zou ze net als tegen de oude man zeggen: "Geeft niet hoor, ik word ervoor betaald".
ln het bezoekuur stelt Anne voor om pepermuntjes te kopen in het restaurant. "Ben je gek, dan ontplof ik!" lach ik tegen haar. Aan de de receptie vraag ik om internet. Dat is er wel, maar niet in mijn vleugel. Tegen de dame die me gevoelig lijkt voor humor zeg ik: " Ik heb daar een passende bijbeltekst voor. Die luidt: 'Want ik heb geleerd/ met de omstandigheden/ waarin ik verkeer/ genoegen te nemen', Fillippenzen vier, vers 13". De dame lacht, haar collega verslijt me voor een godsdienstgek. De pijn is later niet te harden, ik krijg een injectie. De buurvrouw gaat 's avonds een tijdje bellen, ik kan dat niet meer verdragen en sla op de vlucht. Een tijdje zit ik op de gang in een rolstoel tot iemand uit een kamer mij vraagt: "Hebt u ook zo'n hoofdpijn?" "Neen, daar gelukkig niet", antwoord ik aan de vrouw die op haar elleboog in bed steunt en naar mij kijkt. Ik vraag overplaatsing met de tekst: "Zuster, ik kan niet meer tegen het geluid van die Badeend, mag ik naar een andere kamer?" Zuster Lachebekje zegt dat het in orde komt en ik pak alvast mijn spullen. Het boek 'De Chinees' van Henning Mankell geef ik haar terug zonder haar aan te kijken. Mankell schrijft voorspelbaar, volgens het boekje maar verveelde al na een paar bladzijden.
Kamer 430 is voor twee personen en ik ben de enige. Niet helemaal want Pijn is er ook nog en weer niet te harden, een verdovende injectie volgt. Eindelijk een nacht zonder geluid van de medemens, wat een weelde. In de badcel zie ik de volgende ochtend dat de plakkers met drukknopen voor het operatieschort nog steeds op mijn tors zitten: "Made by 3M" vermelden ze.
De specialist die mij dreigde te opereren komt weer langs en wil een CT-scan gaan maken. Dat lijkt me wel interessant en ik ga daarvoor een liter water drinken. Ondertussen zit ik af en toe te hikken van het lachen om verhalen van Woody Allen.
Ik lees in 'De boze tijden waarin wij leven' en vind het geniaal. Hier ligt helemaal geen zieke, hoor ik voorbijgangers denken. Een grote zware brancardier komt langs en begeleidt mij naar het CT-apparaat. In een ring draait iets snel rond, knipperend met een rood lichtje. Mijn middel wordt twee keer door de ring geschoven en de zware man brengt mij terug naar 430. De middagzon schijnt vriendelijk in mijn kamer en op de bladzijden vrolijke waanzin van Woody Allen.
De specialist komt nog eens en zegt een beetje beteuterd dat hij lucht in de darmen heeft aangezien voor 'ontlasting van weken'. Die lucht kwam daar door het happen naar adem van pijn. Wat hem betreft ben ik uitbehandeld en hij gaat weer. Nu komt de uroloog en vertelt dat hij niersteen gezien heeft. Er speelt een lachje om zijn mond over de foute diagnose van zijn collega. Met een recept voor pijnstillers en medicijnen mag ik naar huis. Het is nu vrijdag en in kamer 428 ligt mevrouw Badeend daar nog het hele lange weekend. Met de Oude Man en de Olympische Spelen.

zaterdag 12 januari 2013

Fisker in Haaksbergen

Fisker in Haaksbergen

Op het parkeerpleintje voor de Pancratiuskerk zagen wij een onbekende auto staan, met vier deuren viel mij op, hoewel het een sportcoupé was en die hebben aan twee gewoonlijk genoeg. Je gaat niet sportief doen met de hele familie binnen, lijkt mij. Op het dak zaten zonnecollectoren, binnen twee uitsteeksels van een soort drankflessen, met een rode knop erop, raadselachtig. We gingen een blokje om, een straat in met oude huizen en een ronde kerk van de protestanten. Daar zagen wij een parkeerwacht lopen, wisten niet hoe lang wij geparkeerd hadden en gingen maar terug, voor het geval dat. Opnieuw keken wij naar de Fisker en zagen geen parkeerbonnetjes liggen voor het raam. Natuurlijk, een beetje fout parkeren met zo'n auto moet wel kunnen, ik keek naar binnen bij de kapsalon, maar zag niemand zitten die leek op de vermoedelijke eigenaar. Deze auto had de bijnaam Karma, een term uit het Hindoeïsme en Boeddhisme, ik citeer uit het web:

Vers van Boeddha over karma

Ik ben de eigenaar van mijn daden,
De erfgenaam van mijn daden,
Geboren door mijn daden,
Gerelateerd aan mijn daden.
En leef ondersteund door mijn daden.
Van elke daad die ik verricht,
Goed of slecht,
Daar ben ik erfgenaam van.
Zo zou een monnik steeds weer moeten reflecteren.

Boeddha (Anguttara Nikaya, I.87f)

Later lees ik dat het een klein wonder is dat deze hybride elektrische auto door Henrik Fisker  hier staat, hoewel hij in Finland geproduceerd wordt. Er zitten Obama-miljoenen in, de fabriek van de accu's is failliet en bij de orkaan Sandy vlogen er een aantal in brand, want kom je er mee in het water, dan wordt je vermoedelijk geëlektrocuteerd in je zeer comfortabele stoel. Prijs: vanaf $ 102.000, in de voor en achterkant zitten luidsprekers die een naderende auto imiteren, voor de nietsvermoedende passant in Haaksbergen die wil oversteken.

Over Louis Radstaak

Mijn foto
Lochem, Gelderland, Netherlands
www.louisradstaak.nl